Ter nagedachtenis aan Steven Gelder (12 mei 1956 – † 17 juli 2013)
Steven heeft ons het vak geleerd. Maar zijn leiderschap heeft ons allemaal zo veel meer gebracht dan het kunnen schrijven van een goed persbericht. Managementgoeroes verdienen bakken met geld aan allerlei leiderschapshandleidingsboeken. Ik geloof niet dat Steven er ooit één gelezen heeft. Hij wás een leider. Om wie hij was. Wij zijn Steven enorm dankbaar voor alles wat hij ons geleerd heeft en zullen zijn lessen op onze beurt delen.
Les één: er moet gelachen worden
Plezier in je werk was voor Steven het allerbelangrijkst. Er moest gelachen worden. Toen we nog met een klein cluppie op het Buitenhof zaten, was dat makkelijk. We zaten allemaal in één hok. Afgezien van Steven stond iedereen nog met één been in het studentenhuis, dus de grappen dienden zichzelf aan. Zo ging eens zijn telefoon. Een collega. ‘Je zit op de wc? En het wc-papier is op. Erg vervelend voor je.’ En hij hing weer op. Na vijf minuten gooide hij er een Telegraaf naar binnen. Voldaan nam hij weer plaats achter zijn bureau.
Als we samen op acquisitiepad waren, was standaard de afspraak dat hij de goede grap maakte om het ijs te breken. Daar had hij een feilloos gevoel voor, hij wist iedereen binnen vijf minuten voor zich te winnen. Dat was mooi om naar te kijken.
Zelfs op de zwartste dagen van zijn ziekte stuurde hij ons grappige anekdotes over zijn artsen en kamergenoten in het ziekenhuis. Ik ben erg blij dat we tot op de laatste dag gelachen hebben – ondanks alles.
Les twee: het gaat om het spel, niet om de knikkers
Steven was een harde werker. Als het werk dat vereiste, maakte hij lange dagen. Hij was niet de baas die anderen het werk liet doen. Integendeel: menige avond zaten we (weliswaar met een fles wijn op tafel, maar toch) met zijn tweetjes op kantoor ons af te vragen wat er fout ging dat wij als enigen nog aan het werk waren. Maar ook in grotere formaties hebben we menige avond doorgehaald om bijvoorbeeld een pitch voor te bereiden. Dat vond hij het leukste: koppen bij elkaar en creatieve plannen bedenken. Als hij er een leuke boterham aan verdiende, was dat meegenomen. Het ging hem om samen lol hebben in je werk. Dat maakte dat mensen graag voor hem en met hem werkten en hem de handel gunden.
In de loop der jaren groeide het bureau. Daarmee ook de problemen. Collega’s kregen kinderen. Moesten met zwangerschapsverlof. Ouderschapsverlof. Om vijf uur naar huis om de kinderen te halen. Dat paste niet altijd bij het work-hard-play-hard-principe. Dat deed meer denken aan een echt bedrijf. Het leven waar Steven zich juist van had afgekeerd. Het grote Aegon, waar iemand een oude jas op zijn kapstok liet hangen en het licht van zijn kantoor aan liet, zodat men dacht dat hij nog aan het werk was. Of het grote Shell, waar Steven zich als stagiair dagelijks met het pontje heen sleepte. Steven vertelde me over de mannen met hun fietsen op het pontje. ’s Ochtends met broodtrommel en krant onder de snelbinders, ’s middags de andere kant op. Precies hetzelfde, maar dan zonder krant. Dat was zijn angstbeeld. Zodra het bureau ook maar enigszins daarop dreigde te gaan lijken, deed hij zijn uiterste best dat te doorbreken. Zo goed en zo kwaad als dat ging.
En hoewel het Steven nooit om de knikkers ging, voelde hij zich wel verantwoordelijk voor die knikkers. Hebben mensen genoeg te doen? Hebben we genoeg handel om iedereen binnenboord te houden? Ook daar ging het nooit over hemzelf.
Op deze regel geldt overigens één grote uitzondering: de bedrijfsuitjes. Steven zorgde er altijd voor dat die een ‘Competatief Element’ bevatten. Verdeeld in teams maakten we een jaarlijks wisselende provinciestad onveilig. Steven was veruit het fanatiekst. Weken later wreef hij je verlies nog vrolijk in.
Les drie: je hart op de juiste plek
Steven deugde. De rode draad in alle steunbetuigingen die we de afgelopen tijd hebben ontvangen is dat Steven absoluut het hart op de juiste plek had. Hij was sociaal en mensgericht. Hij luisterde graag en dat kon hij ook goed. Met die rol was hij niet altijd gelukkig. We deden ooit – geheel tegen onze natuur in eigenlijk – een persoonlijkheidstest om ons leiderschapsteam gefundeerd te versterken. Bij Steven kwam eruit – dat zal u niet verbazen: warm, hartelijk, spontaan, loyaal, ziet goed hoe anderen zich voelen, enzovoorts. Hij las de uitkomst en vond het allemaal maar kneuterig klinken. ‘Wat heb jij, Kimmie?’ vroeg hij dan enigszins teleurgesteld. Hij was liever de wilde cowboy die maling aan de wereld had.
Les vier: altijd uitgaan van eigen kracht
Een les die ik persoonlijk het meest in mijn hart heb gesloten. ‘Altijd uitgaan van eigen kracht, Kimmie.’ We waren als klein bureautje de David tussen de Goliaths. Steven hield wel van die underdog-positie. Hij vertelde me vorige week nog hoe trots hij was dat we toch maar mooi voor grote klanten werkten, namen van opdrachtgevers waar menig groot PR-bureau zijn vingers bij zou aflikken. Toch wilde hij nooit iemand iets inwrijven of publiekelijk een andere partij aan- of afvallen.
Les vijf: je altijd blijven ontwikkelen
‘Als je iets niet weet, moet je niet gaan zwatelen of erom heen draaien. Zeg gewoon ‘ik weet het niet’’. Dat lijkt een eenvoudige les, maar voor heel veel mensen is het moeilijk om toe te geven dat ze iets niet weten. Niet voor Steven. Ik heb van hem geleerd dat het krachtig is toe te geven dat je iets niet weet. Dat dat bovendien het startpunt is om te leren. Hij wilde altijd blijven leren, zich blijven ontwikkelen.
Fouten maken mocht van hem. Graag zelfs. Het oplossen ervan is een mooi leerproces. Maar je moest het niet wagen twee keer dezelfde fout te maken. ‘Dan draai ik je ballen eraf.’ Deze week zei een collega: ‘De eerste keer dat Steven dat tegen mij zei, schrok ik even. Moet ik nou lachen of is hij serieus?’
Lieve Steef, we hebben het de afgelopen maanden zonder jou moeten doen op kantoor. Dat is een enorm gemis. Nu moeten we ook afscheid van je nemen als mens. Dat is nog veel moeilijker. Dag Steef, dankjewel voor wat je ons leerde. We zullen je lessen blijven uitdragen in ons werk, maar zeker ook daarbuiten.
Uitgesproken op 23 juli 2013 in de Geertekerk in Utrecht door Kim Grimpe